Comment marche 'wel'?

Wel est le côté positif d'un contraste. Il contraste toujours quelque chose de négatif.

Op een wip: 'wel' is hoog dankzij 'niet' of 'geen'.

Quelques exemples:
Ik geloof niet in de kerstman, maar wel in Sinterklaas.
Ze eet geen fruit, maar neemt wel vitaminepillen.
Hou je niet van honden? - Nee, maar wel van katten.
Heb je niet gekookt vandaag? - Wat? Ik heb wel gekookt!
Ik wil wel trouwen, maar geen kinderen.
Ik weet niet waar dat café is. - Ik wel.
Ik ben bang voor muizen, maar ik hou wel van hamsters.
Het kan niet. - Het kan wel!

La plupart de ces phrases est également possible sans wel...

Op een wip: 'niet' of 'geen' alleen op de wip: beneden.

...mais souvent les phrases deviennent plus longues, parce que la côté positive a besoin d'un verb:

Quelques exemples:
Ik geloof niet in de kerstman, maar wel ik geloof in Sinterklaas.
Ze eet geen fruit, maar neemt wel vitaminepillen.
Hou je niet van honden? - Nee, maar wel ik hou van katten.
Ik wil wel trouwen, maar geen kinderen.
Ik ben bang voor muizen, maar ik hou wel van hamsters.

Avec wel le contraste est plus grand.

Si on a des contrastes plus grands ou des phases courtes, il faut qu'on utilise wel:

Quelques exemples:
Heb je niet gekookt vandaag? - Wat? Ik heb wel gekookt!
Het kan niet. - Het kan wel!
Ik weet niet waar dat café is. - Ik wel.

Expressions avec 'wel'

NL vast wel=FR sûrement
NL wel degelijk=FR vraiment
NL wel eens=FR occasionnellement
NL dank je/u wel=FR merci
NL Je weet wel=FR tu sais
NL Ik denk het wel=FR Je pense que oui
NL Dat zal wel=FR Bien sûr
NL Het gaat wel=FR Ça ne va pas super
valse vrienden

Faux-amis

EN How are you? – I'm doing well.

=

NL Hoe gaat het? – Het gaat goed.


NL Hoe gaat het? – Het gaat wel.

=

EN How are you? – Not so good.

Het zinsaccent

Het zinsaccent valt meestal op 'wel'.