Czasowniki w połączeniu z laten

Po niderlandzku używa się często innych czasowników w połączeniu z “laten”. Na tej stronie znajdują się najczęściej używane formy i formy, które mogą powodować wątpliwości u tych, którzy uczą się niderlandzkiego jako obcego.

Laten vallen
Een serveerster laat per ongeluk een glas wijn van haar dienblad vallen.

Het glas valt.
Zij laat het glas vallen.

Pools: upuścić

Laten zitten
Een meisje kijkt naar een spin in een spinnenweb aan de muur.

De spin zit in zijn web.
Zij laat de spin zitten.

Pools: “niech tak zostanie”

Laten weten
Sanne vertelt Samira dat ze gaat verhuizen.

Samira (rechts) weet nu alles.
Sanne (links) laat Samira weten dat zij gaat verhuizen.

Pools: powiadomić, poinformować

informeren is een formeler woord en wordt minder gebruikt.

Laten zien
Iemand laat zijn kasteel zien aan iemand anders.

Daan (rechts) ziet het kasteel.
Linda (links) laat Daan haar kasteel zien.

Pools: pokazać

tonen is een formeler woord en wordt minder gebruikt.

Laten staan
De paraplu staat tegen de muur. Een meisje loopt weg.

De paraplu staat tegen de muur.
Zij laat de paraplu staan.

Pools: zostawić, zapomnieć

Laten liggen
De telefoon ligt op tafel. Een meisje loopt weg.

De telefoon ligt op tafel.
Ze laat haar telefoon liggen.

Pools: zostawić, zapomnieć

Laten afkoelen
Een meisje blaast in haar kop koffie.

De koffie koelt af.
Ze laat haar koffie afkoelen.

Pools: zostawić do ostygnięcia

Haal niet door elkaar:

Laten vallen
Gooien
Links: een glas wijn dat per ongeluk van het dienblad valt. Rechts: een serveerster die een glas wijn naar de klant gooit.

Pools: upuścić

rzucić Pools:

Ik laat mijn kies trekken
Ik trek mijn kies
Links: een tandarts die een kies trekt. Rechts: een meisje dat zelf haar kies trekt.

Pools: wyrwać ząb (przez dentystę)

wyrwać ząb (samemu) Pools:

Laat maar

laat maar zitten
}
Pools: już dobrze
laat maar