Vriendin, vriendje, collega of partner?

Als je spreekt over een relatie, gebruik je "de", "het" of "mijn", want je hebt (normaal gesproken) maar één persoon met wie je een vaste relatie hebt of getrouwd bent.

Vaak heb je wel meerdere vrienden, klasgenoten en kennissen, dus gebruiken we hier "een". Bij een huisgenoot kan beide: het ligt eraan met hoeveel mensen je het huis deelt.

Start
Is (of was) het een liefdesrelatie?
Zijn jullie getrouwd?
ja
ja
nee
nee
  • mijn man
  • mijn vrouw
  • Robins man/vrouw
mijn man / vrouw
Kennen jullie elkaar persoonlijk goed?
Wonen jullie al lang samen en zijn jullie ouder dan 45 jaar?
ja
ja
nee
nee
  • een vriend(in) van mij
  • een vriend(in) van Robin
  • mijn partner
  • Robins partner
  • de partner van Robin
mijn partner
Werken jullie samen?
Wonen jullie in Vlaanderen?
ja
ja
nee
nee
  • een collega
  • een collega van Robin
  • mijn lief
  • Robins lief
  • het lief van Robin
mijn lief
Delen jullie een huis of appartement?
Zijn jullie 12 jaar of jonger?
ja
ja
nee
nee
  • mijn huisgenoot
  • de huisgenoot van Robin
Zitten jullie bij elkaar op school of aan de universiteit?
Is de relatie minder dan één maand oud of weinig serieus?
ja
ja
nee
nee
  • een klasgenoot
  • een klasgenoot van Robin
  • mijn vriendje / vriendinnetje
  • Robins vriendje / vriendinnetje
mijn vriendje / vriendinnetje
Is (of was) het een liefdesrelatie?
Schema

Alle woorden één voor één

Twee vrienden
Een vriend / een vriendin
mannelijk
  • een vriend
  • een vriend van mij
  • één van mijn vrienden
vrouwelijk
  • een vriendin
  • een vriendin van mij
  • één van mijn vrienden

of "mijn / jouw / zijn / haar" met een adjectief:

mannelijk
  • mijn beste vriend
  • een vriend van Robin
  • één van Robins vrienden
vrouwelijk
  • mijn beste vriendin
  • een vriendin van Robin
  • één van Robins vrienden
Iemand op een ladder die de ramen aan het wassen is
Een collega
mannelijk en vrouwelijk
  • een collega
  • een collega van mij
  • één van mijn collega's
  • mijn nieuwe collega
  • een collega van Robin
  • één van Robins collega's
Een huisgenoot die boos naar de vuile vaat wijst
Mijn huisgenoot
mannelijk en vrouwelijk*
  • mijn huisgenoot
  • een huisgenoot
  • één van mijn huisgenoten
  • Robins huisgenoot
  • een huisgenoot van Robin
  • één van Robins huisgenoten

* = Je kan voor de vrouwelijke vorm ook "huisgenote" zeggen.

Twee studenten in de klas. Eén maakt aantekeningen en de ander slaapt.
Een klasgenoot
mannelijk en vrouwelijk
  • een klasgenoot
  • een klasgenoot van mij
  • één van mijn klasgenoten
  • mijn Roemeense klasgenoot
  • iemand uit mijn klas
  • een klasgenoot van Robin
  • één van Robins klasgenoten
  • iemand uit Robins klas
Twee mensen zeggen elkaar gedag.
Een kennis
mannelijk en vrouwelijk
  • een kennis
  • een kennis van mij
  • mijn kennis die bij de Jumbo werkt
  • een kennis van Robin
Een huwelijk
Mijn man / mijn vrouw
mannelijk
  • mijn man
  • de man van Robin
  • Robins man
  • Robin z'n / haar man
vrouwelijk
  • mijn vrouw
  • de vrouw van Robin
  • Robins vrouw
  • Robin z'n / haar vrouw

In plaats van "man" of "vrouw" kan je ook "echtgenoot" of "echtgenote" gebruiken. Deze woorden zijn wel een beetje ouderwets.

Een oudere man en vrouw
Mijn partner
mannelijk en vrouwelijk
  • mijn partner
  • de partner van Robin
  • Robins partner

Het woord "partner" wordt ook veel voor homoseksuele relaties gebruikt.

Twee jongeren zijn friet aan het eten.
Mijn lief
mannelijk en vrouwelijk
  • mijn lief
  • het lief van Robin
  • Robins lief

Dit woord is informeel Belgisch Nederlands.

Een meisje is aan het touwtjespringen
Mijn vriendje / mijn vriendinnetje
mannelijk
  • mijn vriendje
  • het vriendje van Robin
  • Robins vriendje
vrouwelijk
  • mijn vriendinnetje
  • het vriendinnetje van Robin
  • Robins vriendinnetje
Een jongen en een meisje
Mijn vriend / mijn vriendin
mannelijk
  • mijn vriend
  • de vriend van Robin
  • Robins vriend
vrouwelijk
  • mijn vriendin
  • de vriendin van Robin
  • Robins vriendin