Wanneer is een werkwoord scheidbaar?

Deze stoel is kapot. - Nee, niet kapot, maar scheidbaar.

1. Wat zijn scheidbare werkwoorden?

Een scheidbaar werkwoord is een combinatie van een werkwoord (verbum) en een voorzetsel (prepositie). Beide woorden kan je ook alleen gebruiken, maar samen hebben ze een nieuwe betekenis.

werkwoord
leggen
voorzetsel
uit

= scheidbaar werkwoord
uitleggen

Er zijn een paar scheidbare werkwoorden met een ander woord, zoals met een adjectief (schoonmaken) of een substantief (paardrijden). Dit zijn er niet veel.

2. Voorbeeld: scheidbare werkwoorden met ‘geven‘

'.Een meisje stopt met de marathon..'
opgeven
(ik geef op)
to give up
'.Een meisje naast een stapel boeken..'
uitgeven
(ik geef uit)
to publish
'.Een meisje geeft een boek aan de bibliothecaresse..'
afgeven
(ik geef af)
to dispose
'.Een meisje geeft over..'
overgeven
(ik geef over)
to throw up
meegeven
(ik geef mee)
to give along with
toegeven
(ik geef toe)
to admit
weggeven
(ik geef weg)
to give away
teruggeven
(ik geef terug)
to give back
aangeven
(ik geef aan)
to pass, to report
doorgeven
(ik geef door)
to pass on
'.Een meisje stopt met de marathon..'
opgeven
(ik geef op)
to give up
'.Een meisje naast een stapel boeken..'
uitgeven
(ik geef uit)
to publish
'.Een meisje geeft een boek aan de bibliothecaresse..'
afgeven
(ik geef af)
to dispose
'.Een meisje geeft over..'
overgeven
(ik geef over)
to throw up
meegeven
(ik geef mee)
to give along with
toegeven
(ik geef toe)
to admit
weggeven
(ik geef weg)
to give away
teruggeven
(ik geef terug)
to give back
aangeven
(ik geef aan)
to pass, to report
doorgeven
(ik geef door)
to pass on

3. Hoe vervoegen we scheidbare werkwoorden?

Precies zoals normale werkwoorden. Je moet alleen weten waar het voorzetsel staat.

nu en imperfectum
ik leg uit
Ik leg alles drie keer uit.
Wanneer kwam je terug?
Het voorzetsel (prepositie) staat aan het einde van de zin.
in een bijzin
omdat ik uitleg
Hij wil dat ik alles uitleg.
Dat is omdat ze straks terugkomt.
De zinsbouw van een scheidbaar werkwoord
  • -
  • Normaal
  • Ik denk dat
  • Mirjam
  • staat
  • om 7 uur
  • .

Met een perfectum:

  • Want
  • Gelukkig
  • Omdat
  • ik
  • heb
  • een paraplu
  • genomen
  • .

Met een scheidbaar infinitief - de eerste manier:

  • Maar
  • Straks
  • Wanneer
  • ik
  • moet
  • de deur
  • doen
  • .

Met een scheidbaar infinitief - de tweede manier:

  • Dus
  • Helaas
  • Ik zie dat
  • Kasper
  • wil
  • niet
  • werken
  • .

Beide manieren zijn correct. De eerste manier hoor je meer in België, de tweede meer in Nederland.

4. Welke werkwoorden zijn scheidbaar en welke niet?

Niet alle werkwoorden met twee delen zijn scheidbaar.
(↓ voorbeelden ↓)

Of een werkwoord scheidbaar is of niet, kan je vaak zien aan het voorzetsel: hier zie je hoeveel procent van de werkwoorden met dit voorzetsel scheidbaar is.

op
100%
uit
100%
af
100%
in
100%
mee
100%
toe
100%
weg
100%
terug
100%
na
100%
vast
100%
bij
100%
neer
100%
binnen
100%
samen
100%
tegen
100%
rond
100%
aan
97%
door
85%
voor
77%
om
69%
achter
69%
over
39%
vol
29%
mis
22%
onder
5%
ver
0%
ont*
0%
her*
0%
de rest (7%)
15%
85%
de rest (3%)
20%
80%

*) 'ont' en 'her' horen hier eigenlijk niet bij omdat 'ont' en 'her' geen zelfstandige woorden zijn.

Hoe vaak kom je deze woorden tegen? Hoe groter het woord in deze woordenwolk, hoe vaker je dit type scheidbaar (of niet scheidbaar) werkwoord tegenkomt.

Een woordwolk die toont hoe vaak je deze woorden tegenkomt.

Alle cijfers zijn op basis van de frequentie van de woorden in het Corpus Gesproken Nederlands.

Het accent (de klemtoon)

Bij scheidbare werkwoorden ligt het accent (de klemtoon) op het voorzetsel:

overstappen: ik stap over, wij stappen over, ik ben overgestapt

Bij niet-scheidbare werkwoorden ligt het accent op het werkwoord zelf:

ondertekenen: ik onderteken, wij ondertekenen, ik heb ondertekend

Andere voorzetsels

Bijna al deze voorzetsels zijn voorzetsels van positie of beweging. Uitzondering: mee (met), los, samen, stil en vrij.

De andere voorzetsels kunnen nooit een combinatie met een werkwoord vormen. Dit zijn bijvoorbeeld van, dankzij, mits, namens, ondanks, per, richting, sinds, tijdens, volgens, wegens en zonder.

5. In detail: de “gele” werkwoorden

Scheidbare
werk­woorden

Bijna alle werkwoorden.
Layer 1
aan
97% scheidbaar

Niet-scheidbare werk­woorden

Maar twee frequente werkwoorden: aanschouwen en aanvaarden.

Scheidbare
werk­woorden

'Door' in de betekenis van 'verder': doorgaan, doorgeven, doorslapen, ...
Layer 1
door
85% scheidbaar

Niet-scheidbare werk­woorden

Psychologische woorden: doorstaan, doorgronden, doorzien, ...

Scheidbare
werk­woorden

Bijna alle werkwoorden.
Layer 1
voor
77% scheidbaar

Niet-scheidbare werk­woorden

Drie frequente werkwoorden: voorkomen, voorspellen en voorzien.
voorkomen (ik kom voor):
gebeuren, te zien zijn
Zo'n warme lente komt bijna nooit voor.
Kangoeroes komen voor in Australië.
voorkomen (ik voorkom):
preventieve actie
Dit hek voorkomt dat kinderen in het kanaal vallen.

Scheidbare
werk­woorden

Iets dat valt (omwaaien: het waait zo hard dat iets, bijvoorbeeld een boom, valt) of verandert (ompraten: zo praten dat iemand zijn mening verandert).

omrijden: een langere route nemen, maar geen cirkel van 360°.
Layer 1
om
69% scheidbaar

Niet-scheidbare werk­woorden

Volledig rondom, dus 360°:
omhelzen (met jouw armen om iemand heen), ommuren (een muur bouwen rondom bijv. een tuin).

Scheidbare
werk­woorden

Van de één naar de ander, vaak een beweging:
overstappen, oversteken, overmaken, ...

ook: overhouden en overslaan
Layer 1
over
39% scheidbaar

Niet-scheidbare werk­woorden

Meer dan normaal:
overbelasten, overschatten, overheersen, overtreffen, ...

ook: overwinnen, overlappen, overleggen, overlijden en overtreden

Scheidbare
werk­woorden

onderbrengen, onderdompelen, onderduiken, onderlopen en ondersneeuwen
Layer 1
onder
5% scheidbaar

Niet-scheidbare werk­woorden

De rest.
Een kapotte spiegel.