Zinsbouw: tijd, manier en plaats
Een bijwoordelijke bepaling geeft extra informatie, zoals wanneer, hoe, hoe vaak enzovoort. De meeste bijwoordelijke bepalingen kunnen we in drie groepen verdelen: tijd (ook frequentie), manier en plaats (ook richting). In welke volgorde staan deze zinsdelen in de zin?
Eerst de tijd.Bijvoorbeeld: gisteren, om 4 uur, toen ik klein was, in de vakantie, een week lang, ... |
Dan de manier.Bijvoorbeeld: heel snel, met mijn vriendin, zonder jas, lachend, met de bus, ... |
Tenslotte de plaatsBijvoorbeeld: thuis, naar mijn werk, in de bus, naar Riga, op visite, ... |
Voorbeelden:
Ons konijn liep gisteren springend door onze tuin .
Ze ging twee weken geleden met tegenzin naar de tandarts .
Waarom gaat Hannah elke keer zonder geld op vakantie ?
Ik wil dat je nu snel naar huis komt!
Je hoeft ze natuurlijk niet allemaal te gebruiken. Alleen de manier en de plaats kan ook.
Voorbeelden:
Marieke liep half slapend naar de koffieautomaat .
Ik wil zonder hulp naar Engeland zwemmen.
...zolang je maar de goede volgorde gebruikt.
Voorbeelden:
Ik wil ooit een keer naar Kazachstan .
Wist je dat de Vikingen nog voor Columbus in Amerika aankwamen?
Ze zei dat ze vanavond wat later thuis zal zijn.
Nog een laatste voorbeeld
Ik ging in de winter op de fiets naar Rusland .