Enkele, een paar, sommige, een beetje czy wat
Kiedy używamy “enkele”, “een paar”, “sommige”, “een beetje” i “wat”?
Enkele, een paar +liczba mnoga

De kat heeft een paar glazen gebroken.
= mała lyczba: 2, 3, 4, 5, ...
Sommige +liczba mnoga

De kat heeft sommige glazen gebroken.
= mała część: 2%, 5%, 10%, 15%, ...
Wat, een beetje +słowo niepoliczalne

De kat heeft een beetje wijn gedronken.
= nieduża ilość