Geen czy niet?

Zasada podstawowa: geen jest nieokreślone, więc to negatywna forma od een
Problem: w liczbie mnogiej nie ma een, ale jest geen. Mamy ten sam problem ze słowami, które są niepoliczalne:

Ik zie een zebra. → Ik zie geen zebra.
Ik zie zebra's. → Ik zie geen zebra's.
Ik heb geluk. → Ik heb geen geluk.
Ale:
Hij lijkt op een zebra. → Hij lijkt niet op een zebra.

Wnisek: ta zasada często nam się nie przydaje.

Zasada rozszerzona:

Czy w negatywnej części zdania jest...

Schema
...rzeczownik?
(koffie, auto, geluk, lucht, ...)
...przyimek?
(naar, aan, tegen, op, met, ...)
...zaimek?
(mijn, haar, mij, jou, deze, ...)
tak
nie
nie
nie
nie
tak
tak
tak
niet
geen

Przykłady:

Czy w zdaniu jest rzeczownik?
Z rzeczownikiem (geen)

Ze drinkt geen koffie.
Maarten heeft geen tijd.
In de supermarkt zijn er geen groene bananen meer.

Bez rzeczownika (niet)

De koffie is niet warm.
Maarten heeft niet geslapen.
De reis naar Boedapest duurt niet lang meer.

Een meisje dat bij een koffiebar werkt. Ze vertelt dat er geen koffie meer is.
Czy w zdaniu jest przyimek?
Z przyimkiem (niet)

Hij kijkt niet naar zijn favoriete serie.
Sarah kan absoluut niet zonder telefoon.
Een sport is niet zonder gevaar.

Bez przyimka (geen)

Hij kijkt geen tv vandaag.
Maaike heeft geen nieuwe telefoon.
Geen sport is zonder gevaar.

Een man in pak spreekt zijn collega aan over zijn Darth Vader-pak.
Czy w zdaniu jest zaimek?

Zaimki to na przykład:

  • ik, jij, u, hij, zij, wij, jullie
  • mij, jou, hem, haar, ons, jullie, hen
  • mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, hun
  • deze, dit, die, dat, iedereen, allemaal, sommige, hier, ...
Z zaimkiem (niet)

Ik ken hem niet.
Dit is niet mijn kat, het is jouw kat.
We hadden niet deze route moeten nemen.

Bez zaimka (geen)

Ik ken bijna geen enkele voetballer.
Ik heb helemaal geen kat.
Het was geen snelle route.

Een tentje in de regen. De mensen in de tent verwijten elkaar dat kamperen hun idee was.
Czy w zdaniu jest coś unikalnego?
Coś unikalnego (niet)

Het is niet het beste restaurant.
Ik heb de Eiffeltoren nog niet gezien.
Waarom heb je Sandra niet gebeld?

Coś unikalnego (geen)

Het is geen goed restaurant.
Ik heb geen monument gezien.
Waarom heb je geen monteur gebeld?

Een bisschop die ontkent dat hij Sinterklaas is.

Języki i liczby

Języki i liczby otrzymują zawsze geen:

  • Ik spreek geen Catalaans.
  • Ik heb geen 2 euro voor de koffieautomaat.
Een meisje zegt in het Chinees: Ik spreek geen Nederlands.