Strona bierna


↑
actief
(hij bijt)
actief
(hij bijt)
passief
↓
↓
Strona czynna:
Een piranha bijt de jongen.
Een piranha bijt de jongen.
Strona bierna:
De jongen wordt gebeten door een piranha.
De jongen wordt gebeten.
Presens: worden + perfectum
Strona czynna (presens):
Een piranha bijt de jongen.
Een piranha bijt de jongen.
Strona bierna:
De jongen wordt gebeten door een piranha.
De jongen wordt gebeten door een piranha.
Imperfectum: werd(en) + perfectum
Strona czynna (imperfectum):
Een piranha beet de jongen.
Een piranha beet de jongen.
Strona bierna:
De jongen werd gebeten door een piranha.
De jongen werd gebeten door een piranha.
Perfectum: zijn + perfectum
Strona czynna (perfectum):
Een piranha heeft de jongen gebeten.
Een piranha heeft de jongen gebeten.
Strona bierna:
De jongen is gebeten door een piranha.
De jongen is gebeten door een piranha.