↓ imperfectum ↓
↓ perfectum ↓
Imperfectum:
regelmatig
vorig jaar
nu
Vorig jaar fietste opa nog.
Perfectum:
één keer
vorig jaar
nu
Vorig jaar heeft opa nog gefietst.
Imperfectum:
op een specifiek moment
nu
Perfectum:
geen specifiek moment
nu
Imperfectum:
een beschrijving
nu
Het konijn was erg agressief.
Perfectum:
een feit
nu
Het konijn heeft me gebeten.
Imperfectum:
geen resultaten meer
nu
Perfectum:
concrete resultaten / tot nu
nu
nu
Het heeft vannacht geregend.
Imperfectum:
dingen op hetzelfde moment
nu
Terwijl ik fietste, regende het.