Comment fonctionne ‘er’ ?

Er, ermee, eraan, ernaartoe, er is… ‘Er’ est probablement le mot le plus difficile de la grammaire néerlandaise. Beaucoup de gens qui apprennent le néerlandais craignent ce mot, mais ‘er’ n’est pas aussi complexe que ça ressemble. Regarde l’explication et les animations et peut-être ‘er’ ressemblera plus facile, que tu pensait.

angst voor het woord 'er'

Il y a deux types de er:

1. er is / er zijn: cet er veux dire: à cet endroit ou
2. le er avec une préposition: er remplace une partie de la phrase

Er is / er zijn

Cet er veux dire: à cet endroit ou .

Er zijn veel palmbomen.=Op deze plek zijn veel palmbomen.
Op zaterdag is er niemand.=Op zaterdag is daar niemand.
Er is steeds meer CO2 in de atmosfeer.=In de wereld is steeds meer CO2 in de atmosfeer.

On peut utiliser zijn, verbes de position et verbes de mouvement.

Er zit iemand op mijn stoel.=Hier (bijv. in de bioscoop) zit iemand op mijn stoel.
In het weekend rijden er veel minder vrachtwagens.=In het weekend rijden hier (of in Nederland, in Europa, ...) veel minder vrachtwagens.
Er staan twee mannen van de belastingdienst voor de deur=Daar staan twee mannen van de belastingdienst voor de deur.

Cette forme existe aussi dans beaucoup d’autres langues:

EN there is / there are Dans la langue polonaise et russe, il n’y a pas une forme identique:
FR il y a
DE es gibt PL tu / tam się znajduje
SP hay RU находится / находятся
Een telefoongesprek tussen iemand op een tropisch strand en iemand thuis in een land waar het regent.

Er avec une préposition

Er remplace une partie de la phrase.

1. Comment fonctionne ‘er’ ?

preposition + het
deze
die
dit
dat
= er + preposition
Ik kijk naar de rivier .
animation
Ik zie de rivier .
animation
Ze houdt van Japanse rockmuziek .
animation
Ze houdt van Erik .
animation

2. Quelle prépositions?

met, na, om, tot et prépositions de position et mouvement.
(montre une liste avec des prépositions)

Les autres prépositions n’obtiennent jamais ‘er’.

3. Des cas particuliers

er + met = ermee
er + tot = ertoe

Uniquement avec un mouvement:

er + naar = ernaartoe of erheen
er + van (afkomst)
er + uit
= ervandaan
er + van (naar beneden) = ervanaf
er + over = eroverheen

Compare cettes deux phrases:

Hannah loopt naar de winkel .
animation
Hannah kijkt naar de winkel .
animation

4. La position de ‘er’

Er vient directement après:

le sujetle verbe et  le COI.
subject
1er cas
nominative
verbuml’objet indirect
dative
3ième cas

Voorbeeld 1 (animatie)
Hij denkt
vaak
aan
.
zijn kameel
animation
Voorbeeld 2 (animatie)
Nadia wil
niet
met
mee
vliegen.
dat oude vliegtuig
animation

Est er placé directement avant ‘er’? On écrit er et la préposition ensemble comme un mot. Si il y a des mots entre er et la préposition, on écrit er séparé.

Voorbeeld 3 (animatie)
Loes brengt Karin
naar
heen
.
Groningen
animation
Een man die met zijn kameel naar Groningen wil rijden

Et? Encore de peur pour ‘er’?

'er' in een kooitje

Er ou daar?

Daar est plus fort, avec plus d’insistance:

Je kan ermee snijden.
(neutre)

Je kan daarmee snijden.
"Met een mes, niet met een vork!"

Ik ga erheen.
(neutre)

Ik ga daarheen.
"Niet naar rechts, maar naar links!"