Positiewerkwoorden: staan, liggen, zitten, hangen en lopen
Als je wil zeggen waar iets is, is de positie van het ding belangrijk. Een zin zonder positie, zoals "Mijn sleutels zijn op tafel.", klinkt niet natuurlijk. Veel beter is dus: "Mijn sleutels liggen op tafel."
Staan
![Een boek staat op tafel](/zn/werkwoord/positiewerkwoorden-staan.png)
De positie is verticaal.
1
![Een bankstel](/zn/werkwoord/positiewerkwoorden-staan_bank.png)
Het ding staat op poten of voetjes.
2
![Een skateboard](/zn/werkwoord/positiewerkwoorden-staan_skateboard.png)
Het ding staat op wielen.
3
![Een tekst op papier en een usb-stick](/zn/werkwoord/positiewerkwoorden-staan_informatie.png)
Tekst, afbeeldingen, bestanden en informatie.
4
❮
Laat voorbeelden en vervoegingen zien ❮
❮
Verberg de voorbeelden en vervoegingen ❮
![Een auto](/zn/werkwoord/positiewerkwoorden-auto_staat.png)
De auto staat op de weg.
- In het centrum van de stad staat een groot kunstwerk. (1)
- Er staat een fles water op tafel. (1)
- Het bankstel staat tegen de muur. (2)
- Er staan hier te weinig stoelen. (2)
- Waar staat jouw fiets? (3)
- Onze trein staat op spoor 5. (3)
- Er staat veel interessant nieuws in de krant van vandaag. (4)
- Op deze computer staat 5 gigabyte aan muziek. (4)
- Sta jij op deze foto? - Ja, ik sta hier links naast die boom. (4)
![](/zn/werkwoord/positiewerkwoorden-klein_staan.png)
statisch:
staan
to stand
staan
![Engels:](/zn/vlaggen/gb.png)
nu | verleden | |
---|---|---|
ik | sta | stond |
jij, u, hij, zij | staat | stond |
wij, jullie, zij | staan | stonden |
het heeft gestaan |
![](/zn/werkwoord/positiewerkwoorden-klein_zetten.png)
beweging:
zetten
to put
zetten
![Engels:](/zn/vlaggen/gb.png)
nu | verleden | |
---|---|---|
ik | zet | zette |
jij, u, hij, zij | zet | zette |
wij, jullie, zij | zetten | zetten |
ik heb gezet |
Liggen
![Een boek ligt op tafel](/zn/werkwoord/positiewerkwoorden-liggen.png)
De positie is horizontaal.
1
![Ja, dit is Den Haag :) De skyline van Den Haag](/zn/werkwoord/positiewerkwoorden-liggen_denhaag.png)
Geografische locaties.
2
❮
Laat voorbeelden en vervoegingen zien ❮
❮
Verberg de voorbeelden en vervoegingen ❮
![Een auto die ondersteboven op de weg ligt. De panikerende bestuurder staat ernaast.](/zn/werkwoord/positiewerkwoorden-auto_ligt.png)
De auto ligt op de weg.
- Het boek dat je zoekt, ligt gewoon op tafel. (1)
- Er ligt veel stof op de grond. (1)
- De boot ligt in de haven. (1)
- Ik heb geen idee waar mijn sleutels liggen. (1)
- Den Haag ligt in het westen van Nederland. (2)
- Hier vlakbij ligt een nationaal park. (2)
- De Middellandse zee ligt tussen Europa en Afrika. (2)
Werkwoorden: statisch en beweging
![](/zn/werkwoord/positiewerkwoorden-klein_liggen.png)
statisch:
liggen
to lay down
liggen
![Engels:](/zn/vlaggen/gb.png)
nu | verleden | |
---|---|---|
ik | lig | lag |
jij, u, hij, zij | ligt | lag |
wij, jullie, zij | liggen | lagen |
het heeft gelegen |
![](/zn/werkwoord/positiewerkwoorden-klein_leggen.png)
beweging:
leggen
to put, to place
leggen
![Engels:](/zn/vlaggen/gb.png)
nu | verleden | |
---|---|---|
ik | leg | legde |
jij, u, hij, zij | legt | legde |
wij, jullie, zij | leggen | legden |
ik heb gelegd |
Hangen
![Een trui aan een kleerhanger](/zn/werkwoord/positiewerkwoorden-hangen.png)
❮
Laat voorbeelden en vervoegingen zien ❮
❮
Verberg de voorbeelden en vervoegingen ❮
Voorbeelden:
- Aan het plafond hangt een grote lamp.
- Ik weet niet hoe laat het is. Er hangt hier geen klok.
- Zal ik jouw jas even ophangen?
Werkwoorden: statisch en beweging
![](/zn/werkwoord/positiewerkwoorden-klein_hangen.png)
statisch:
hangen
to hang
hangen
![Engels:](/zn/vlaggen/gb.png)
nu | verleden | |
---|---|---|
ik | hang | hing |
jij, u, hij, zij | hangt | hing |
wij, jullie, zij | hangen | hingen |
het heeft gehangen |
![](/zn/werkwoord/positiewerkwoorden-klein_ophangen.png)
beweging:
(op)hangen
to hang
(op)hangen
![Engels:](/zn/vlaggen/gb.png)
nu | verleden | |
---|---|---|
ik | hang (op) | hing (op) |
jij, u, hij, zij | hangt (op) | hing (op) |
wij, jullie, zij | hangen (op) | hingen (op) |
ik heb (op)gehangen |
Zitten
![Een boek in een tas](/zn/werkwoord/positiewerkwoorden-zitten.png)
Het ding zit in een zak, doos, koelkast, trein ...
❮
Laat voorbeelden en vervoegingen zien ❮
❮
Verberg de voorbeelden en vervoegingen ❮
Voorbeelden:
- Mijn boeken zitten in mijn tas.
- In deze fles zit appelsap en in deze zit mangosap.
- Er zit geen lucht meer in mijn fietsband.
- We zitten in de problemen.
Werkwoorden: statisch en beweging
![](/zn/werkwoord/positiewerkwoorden-klein_zitten.png)
statisch:
zitten
to be (in)
zitten
![Engels:](/zn/vlaggen/gb.png)
nu | verleden | |
---|---|---|
ik | zit | zat |
jij, u, hij, zij | zit | zat |
wij, jullie, zij | zitten | zaten |
het heeft gezeten |
![](/zn/werkwoord/positiewerkwoorden-klein_doen_in.png)
beweging:
doen (in mijn tas)
to put (in my bag)
doen (in mijn tas)
![Engels:](/zn/vlaggen/gb.png)
nu | verleden | |
---|---|---|
ik | doe | deed |
jij, u, hij, zij | doet | deed |
wij, jullie, zij | doen | deden |
ik heb gedaan |
Lopen
![Een weg de van A naar B loopt](/zn/werkwoord/positiewerkwoorden-lopen_weg.png)
Een lange vorm van punt A naar punt B of langs iets.
❮
Laat voorbeelden en vervoegingen zien ❮
❮
Verberg de voorbeelden en vervoegingen ❮
Voorbeelden:
- Deze weg loopt van Groningen naar de Duitse grens.
- Er loopt een metrolijn onder ons huis.
- Langs de muur loopt er een verwarmingsbuis.
- Langs de weg loopt een kanaal.
Werkwoorden: statisch en beweging
![](/zn/werkwoord/positiewerkwoorden-klein_lopen.png)
statisch:
lopen
to lead, to follow
lopen
![Engels:](/zn/vlaggen/gb.png)
nu | verleden | |
---|---|---|
ik | loop | liep |
jij, u, hij, zij | loopt | liep |
wij, jullie, zij | lopen | liepen |
het heeft gelopen |
beweging:
Dit hangt af van de situatie
Dit hangt af van de situatie