Komen i gaan

Komen czy gaan? To wydaje się proste, ale którego słowa używamy, gdy nie jesteśmy w tym samym miejscu i rozmawiamy ze sobą przez telefon? A jaka jest różnica między „naar huis gaan” a „thuis komen”?

Komen

Een schildpad loopt naar het meisje.
teraz przeszłość
ikkomkwam
jij, hij, zij, ukomtkwam
wij, jullie, zijkomenkwamen
ik ben gekomen

Gaan

Een schildpad loopt weg.
teraz przeszłość
ikgaging
jij, hij, zij, ugaatging
wij, jullie, zijgaangingen
ik ben gegaan
Een meisje zit achter haar bureau en denkt: Voor de pandemie ging ik naar een restaurant en kwamen mijn vrienden bij mij eten.

Jakiej perspektywy używamy...

...jeśli nie jesteśmy w tym samym miejscu?
Używamy perspektywy osoby, która jest już na miejscu.

Een meisje loopt in de richting van een jongen en zegt door de telefoon: Ik kom straks. De jongen antwoordt: Oké, kom je te voet of met de bus?
Een meisje belt en zegt: Ik ga eerst naar de supermarkt, en dan kom ik naar jou.

Dotyczy to również punktu celowego agresywnych os...

Wespen vliegen naar een meisje. Een jongen zegt: Pas op! Ze vliegen naar jou!

Naar huis gaan en thuis komen

Een meisje loopt in de richting van haar huis. Een meisje komt het huis binnen.
Ze gaat naar huis.
Ze komt thuis.